‘Wat is nou het moeilijkste aan het schrijven van een boek?’ vraagt ze.
‘Dat je volhoudt, doorgaat, moed hebt en kunt afzien.’ Ik merk mijn stelligheid als ik haar vraag beantwoord. Misschien komt het omdat het droombeeld van de schrijver naar mijn idee best wat bijgesteld kan en mag worden. Het is nu eenmaal hard werken aan die schrijftafel.
‘Afzien? Het is toch juist leuk om een droom waar te maken?’
‘Dat is het. Natuurlijk. Laat ik het uitleggen. Als je een verre reis maakt, wat straks vast weer kan nadat de coronaperikelen ingedamd zijn, dan denk je misschien aan de witte stranden. Dát is je richting. Of de bergen, of wat dan ook het droombeeld moge zijn. Je denkt niet aan het pakken van je koffers, bij moeten betalen aan de balie wegens veel te veel kilo’s, het vertraagde vliegtuig, een hotelreservering die niet doorgekomen is of dat het er de eerste drie dagen regent.
Ik som zomaar even wat ellende op die je kan overkomen. Maar dan dag 4! De hemel breekt open, de zon straalt, en daar is dat droombeeld. Pal voor je ogen. En zo is het met elk verlangen. Het gaat om die reis, het onderweg zijn naar het gedroomde land.’
‘Maar een boek schrijven duurt geen vier dagen.’
‘Precies. Het bezigt je misschien een jaar, of twee of nog langer. En daarom is dat volhouden, doorgaan en kunnen afzien essentieel.’
‘En structuur?’
Ik moet lachen. ‘Een goede structuur zorgt ervoor dat je niet bij hoeft te betalen voor een teveel aan bagage, dat je geen vertraging oploopt en dat je zeker weet dat die hotelreservering er staat omdat je die drie keer gecheckt hebt.’
‘En die regen?’
‘Daar is geen structuur tegen bestand. Ergens in je schrijfreis komt die tegenvaller die je vraagt om moedig te zijn en door te gaan. Todo saldrá bien, zeggen de Spanjaarden, alles komt goed. Dus als het symbolisch gezien regent, vergeet dan niet te dansen. Schrijven is immers ook genieten!’